- 1. Op zeven van de zeventig loten valt een prijs. Wat is de kans dat Jan met één lot één prijs wint?
Geef je antwoord op één decimaal nauwkeurig
- 2. Op zeven van de zeventig loten valt een prijs. Wat is de kans dat Jan één prijs wint als hij vijf loten heeft gekocht?
A) 5x (7 ncr 1 )
B) (7 ncr 1 ): (70 ncr 5)
C) 5:70
D) (7 ncr 1 x 63 ncr 4) : (70 ncr 5)
- 3. Op zeven van de zeventig loten valt een prijs. Wat is de kans dat Jan twee prijzen wint als hij vijf loten heeft gekocht?
A) (7 ncr 2 ): (70 ncr 5)
B) (7 ncr 2 x 63 ncr 3) : (70 ncr 5)
C) (5:2)x (7 ncr 1 )
D) 2:70
- 4. Op zeven van de zeventig loten valt een prijs. Wat is de kans dat Jan minstens één prijs wint als hij vijf loten heeft gekocht??
A) 1:70
B) 1-(63 ncr 5) : (70 ncr 5)
C) 1-(63 ncr 5)
D) 1-(5:63)5
- 5. Jan heeft een vaas met 4 rode en 7 blauwe knikkers. Eén voor één pakt hij een knikker uit de vaas.
Wat is de kans dat Jan twee rode knikkers pakt?
A) 3:11+4:10
B) 4:11*3:10
C) (4 ncr 2 ) : (70 ncr 2)
D) 2:4
- 6. Jan heeft een vaas met 4 rode en 7 blauwe knikkers. Eén voor één pakt hij een knikker uit de vaas.
Wat is de kans dat Jan vijf rode knikkers pakt?
A) 0
B) 5:11+4:10+3:9+2:8+1:7
C) 1
D) heel klein
- 7. Een top 40 of een andere ranglijst samenstellen doe je met
A) de verwachtingswaarde
B) Combinaties.
C) de Normaalverdeling.
D) Permutaties.
- 8. Een schijf met vijf vakjes met daarop de getallen 2,3,3,4 en 5 gaan we zeven keer rond draaien. De schijf stopt steeds bij één getal.
Wat is de kans dat de schijf drie keer op een drie stopt?
A) (2:5)3 x (3:5)4 x (7 ncr 3)
B) (2:5)3 x (3:5)4 x73
C) (3:5)3 x (2:5)4 x73
D) (3:5)3 x (2:5)4 x (7 ncr 3)
- 9. Gegeven is een vaas met a rode knikkers en b blauwe knikkers. Wat is de kans dat men bij in één keer vijf knikkers pakt twee rode knikkers heeft?
A) (a ncr 3)x(b cnr 2): ((a+b) ncr5)
B) (2a+3b):5(a+b)
C) (a/(a+b))2 x (b/(a+b))3 x ((a+b) ncr5)
D) (a ncr 2)x(b cnr 3): ((a+b) ncr5)
- 10. Gegeven is een vaas met a rode knikkers en b blauwe knikkers. Men pakt om en om een knikker. Wat is de kans dat men twee rode knikkers pakt?
A) a:(a+b) x ((a+b) ncr2)
B) a:(a+b) x 2
C) a:(a+b) -1
D) a:(a+b) x (a-1):(a+b-1)
- 11. Omar heeft een vaas met a rode en 7 blauwe knikkers. Eén voor één pakt hij een knikker uit de vaas totdat hij er twee heeft.
Wat is de kans dat Omar twee rode knikkers pakt?
A) a: 13 x a: 12
B) a: (a+7) x (a-1):(a+6)
C) (a:7) x (a-1):7
D) (a:a+7) x (a-1):(a+7)
- 12. Jan heeft een vaas met 10 knikkers waarvan r rode knikkers de rest is blauw. Jan pakt een knikker uit de vaas.
Wat is de kans dat Jan één blauwe knikkers pakt?
A) 10 :r
B) (r-10) :10
C) (10-r) :10
D) (r-10) :r
A) p( X=4 ) +p( X=5 ) +p( X=6 ) + p( X=7 ) ......
B) p( X≤ 2 )
C) p( X=4 )
D) p( X<4 )
- 14. P( X<3 ) is gelijk aan
A) p( X>0 )
B) p( X=0 ) +p( X=1 ) +p( X=2 )
C) p( X≤ 3 )
D) p( X=2 )
- 15. P( X>3 ) is gelijk aan
A) p( X>0 )
B) 1-p( X≤ 2 )
C) p( X≤ 2 )
D) p( X≥3 )
- 16. Bij een kansspel met terugleggen kan men de kans berekenen.
Als P( X>3 ) doe je dit met
A) binompdf( n ,p, 3 )
B) 1- binompdf( n ,p, 2 )
C) binomcdf( n ,p, 3 )
D) 1- binomcdf( n ,p, 2 )
- 17. Bij een kansspel met terugleggen kan men de kans berekenen.
Als P( X = 3 ) doe je dit met
A) binompdf( n ,p, 3 )
B) binomcdf( n ,p, 3 )
C) 1-binompdf( n ,p, 3 )
D) 1-binomcdf( n ,p, 3 )
- 18. Bij een dobbelspel wint Jimmy 2,- als hij 5 of 6 ogen gooit met één dobbelsteen. De inleg is steeds per gooi 1,-.
Wat is de verwachtingwaarde als Jimmy 6 keer gooit?
A) 4+6= 10,- winst
B) 4-6= 2,- verlies
C) 4+6= 10,- verlies
D) 4-6= 2,- winst
- 19. 5 vrouwen en 8 mannen gaan in een rij staan.
Op hoeveel manieren kan dit?
A) 5 x8 = 40
B) 13 nCr 5
C) 13 nPr 5
D) 13!
- 20. RKC wint van NAC met 4-2.
Op hoeveel manieren kan de wedstrijd verlopen zijn?
A) 6
B) 6 nPr 2
C) 8
D) 6 nCr 2
- 21. 8,6 % van alle rijdende auto's is een Renault.
Wat is de kans als men 10 auto's gaat tellen er 3 Renaults bij zitten?
A) (0,14)7 x 10
B) (0,86)3 x (0,14)7 x 10 nCr 3
C) (0,086)3 x (0,914)7 x 10 nCr 3
D) (0,86)3 x 10
- 22. Bij de normaalverdeling geldt
A) normalcdf( linker grens, rechter grens, verwachtingswaarde, kans)
B) normalcdf( linker grens, rechter grens, kans, gemiddelde)
C) normalcdf( linker grens, rechter grens, gemiddelde, standaardafwijking)
D) normalcdf( linker grens, rechter grens, standaardafwijking, gemiddelde)
- 23. Een machine vult literflessen met limonade. De afgegeven hoeveelheid limonade is normaal verdeeld met een gemiddelde van 1,03 liter en een standaardafwijking van 0,02 liter.
Bereken de kans dat één fles minder dan 1 liter limonade bevat
A) normalcdf(−1099, 1, 1.03, 0.02)
B) binompdf( 1.03 ,1, 0.02 )
C) normalcdf(−1099, 1, 3, 0.02)
D) binompdf( 0.02 ,1.03,1 )
|